Als je kinderen de ruimte geeft, dan hebben ze geen plek nodig.We gaan met elkaar aan filosofie doen en dat wil zeggen dat we goede begrippelijke onderscheidingen gaan maken. Een plek is een specifieke locatie, afgebakend door denkbeeldige of echte grenzen. De ruimte is iets anders, die is open, naar alle kanten. Tijdens het opgroeien laten we kinderen langzaam steeds meer los, maar we doen dat, als het goed is, op een ondersteunende omarmende manier. Geven we ze daardoor steeds meer ruimte of begeleiden we ze daardoor op een goede manier naar – hun? – afgebakende plek? Of is dit geen juiste voorstelling van zaken?