Verslag bijeenkomst bouwen voor kinderen

Het Landelijk Steunpunt Brede Scholen organiseerde onlangs samen met SVP, architectuur en stedenbouw, en Drost + Van Veen architecten een middag over bouwen voor kinderen. Tijdens deze bijeenkomst, die plaatsvond op brede school De Rhijnsberg in Heerde, kregen architecten, schoolbestuurders en beleidsmedewerkers uitleg over de ontwikkeling van brede scholen en welke rol gebouwen daarin spelen. Gastsprekers waren Job van Velsen (projectleider van het Landelijk Steunpunt), Hennes de Ridder (civiel ingenieur en professor aan de TU in Delft) en Marcel Steeghs (architect van De Rhijnsberg).

De middag begon met een uiteenzetting van Job van Velsen. Hij vertelde over de laatste ontwikkeling op het gebied van brede scholen. “De brede school-gedachte wordt steeds verder verspreid in Nederland. Dat was in de tijd dat ik naar de basisschool ging wel anders. Toen gingen we tussen de middag en na schooltijd altijd gewoon naar thuis, waar moeder klaar zat. Een duurzame samenwerking met meerdere organisaties is nu veel belangrijker. Je ziet bijvoorbeeld dat er haast geen stand-alone-scholen meer worden gebouwd. Bijna alle nieuwe scholen willen samenwerken met kinderopvangorganisaties of welzijnsverenigingen uit de buurt.”

Van Velsen stelt dat een brede school in veel verschillende gedaantes kan bestaan. “Eigenlijk is geen één brede school gelijk aan een andere. Een brede school kan een samenwerking zijn tussen een basisschool en bijvoorbeeld een kinderopvangorganisatie, tussenschoolse opvang, peuterspeelzaal, welzijnswerk, sportclub enzovoorts.  Wat je de laatste jaren steeds vaker tegenkomt, zijn integrale modellen. In een IKC (Integraal Kindcentrum) werken deze instellingen als één organisatie of frontoffice samen. En u kunt zich voorstellen dat huisvesting daarbij ook een rol speelt. Sterker nog: een goed gebouw is van enorm belang. 

“De bouw moet anders”

Hennes de Ridder, civiel ingenieur en professor aan de Technische Universiteit in Delft werkt al sinds jaar en dag in de bouw. In die tijd heeft hij een duidelijke mening over de bouw aangenomen. “De bouw is een ziek systeem,” zegt hij zonder enige twijfel. “De bouw is de enige sector waarin je van tevoren precies moet aangeven wat je wilt kopen. Dat is toch bizar? Moet je eens voorstellen dat je naar een autofabriek gaat met een precieze tekening van de auto die je wilt hebben. Je hebt specifieke wensen over hoe het interieur eruit moet zien, hoe hoog de deurhendel moet zitten, wat voor kleur het stuur moet worden en ga zo maar door. Als je met zo’n lijst van eisen aan komt zetten, zal die man van Toyota je voor gek verklaren. Hij zal je vertellen dat je alleen kan kopen wat beschikbaar is, een reeds bestaand Toyota-model dus. Of anders moet je je portemonnee trekken.” 

De Ridder stelt dat het in de bouw precies andersom werkt. “Als je als schoolbestuurder een nieuw gebouw uit de grond wilt stampen, moet je eerst een heel bouwplan uitwerken. Maar omdat je bijvoorbeeld niet genoeg verstand hebt van milieueisen en brandweerregels, huur je mannetjes in om dat in goede banen te leiden. Maar dat is natuurlijk de omgekeerde wereld. Je bent als schoolbestuurder immers geen bouwer. Je hebt daar helemaal geen verstand van!” 

De Ridder concludeert dat het roer in de bouw volledig om moet. “Nee, je moet als school een kort lijstje maken. Dat kan bijvoorbeeld een half A4’tje zijn. Daarop beschrijf je waar je de nieuwe school wilt openen,  wat het gebruikersplan is en hoe de financiën geregeld zijn. Dat A4’tje geef je aan drie aannemers, waarna je rustig gaat wachten totdat zij jou verrassen met een geweldig plan.”

Van Hennes de Ridder mag deze mentaliteitsverandering zo snel mogelijk worden doorgevoerd. “Het is het beste voor iedereen, voor zowel de aannemer als de school. Een aannemer gaat scholen neerzetten, die hij al een aantal keer gebouwd heeft. Hij weet daardoor precies waar de knelpunten zitten. Daar kan hij van leren, waardoor hij een scherpere prijs kan rekenen. En voor het schoolbestuur is het natuurlijk ook fijn dat ze een goed pand krijgen voor een schappelijke prijs. Bovendien hoeven de schoolbestuurders niet meer voor bouwvakker te spelen.” Concluderend zegt de Ridder: “Een school moet geen proces meer kopen bij een aannemer, maar een product. Net zoals je een auto koopt en niet het hele proces om een auto te maken.” 

Legolisering van de bouw

Naast een mentaliteitsverandering wil De Ridder ook een, zoals hij dat noemt, legolisering van de bouw. “Lego is het leukste speelgoed wat er is. Je kant het wel duizend keer uit elkaar halen en toch blijft het mooi en sterk. In de bouw werkt dat echter niet zo. Wij bouwen een gebouw voor zestig, zeventig of honderd jaar. En als we vinden dat een gebouw niet meer in dit tijdsbeeld past, dan gaan we het slopen. En omdat de wereld om ons heen tegenwoordig heel snel verandert, zijn bijna alle gebouwen oud en niet meer van deze tijd. De bouw kan de veranderingen in de wereld helemaal niet bijhouden. Maar als we de legolisering van de bouw invoeren, kun je veel beter inspelen op de huidige ontwikkelingen.” 

De Ridder betrekt zijn verhaal vervolgens op scholen. “Als je een nieuw schoolgebouw gaat neerzetten, moet je dat pand inbeelden als een bouwwerk van honderd of duizend legosteentjes. Het dak is een legosteentje, de  afzuiginstallatie is een legosteentje, de verwarmingsketel is een legosteentje en ga zo maar door. Elke keer als de wereld om ons heen verandert en het gebouw om een vernieuwing vraagt, dan hoef je maar één legosteentje te vervangen. Dat is toch geweldig? Hoefje niet meteen het hele pand te slopen.”

De Rhijnsberg

Na de woorden van Hennes de Ridder volgt een rondleiding door de brede school de Rhijnsberg in Heerde. Architect Marcel Steeghs legt tijdens de toer door het pand uit dat de klaslokalen niet per se als zodanig gebruikt moeten worden. “Deze ruimte kunnen we gebruiken als leslokaal, maar als het leegstaat, kun je er ook gewoon een kantoorruimte van maken. Hetzelfde geldt voor onze aula. Tussen de middag zitten de kinderen van de opvang daar te eten, maar in het weekend kan de ruimte gebruikt worden door de plaatselijke kerk. Het is een kwestie van even een muurtje weghalen en je hebt een grote ruimte, waar je met gemak kunt preken.” 

Architect Steeghs laat tijdens zijn rondleiding duidelijk blijken trots te zijn op het gloednieuwe gebouw van de brede school. “We hebben 24 lokalen, een prachtige gymzaal en een  mooie binnenplaats. Veel instellingen uit de wijk maken gebruik van de school. Om dit te bereiken is een goede samenwerking tussen de architect en de brede school van groot belang. We hebben vaak samen gezeten met de gebruikers van het gebouw, zodat hun wensen bij ons duidelijk werden.”

Dat laatste is voor veel mensen herkenbaar. Als Van Velsen aan het einde van de bijeenkomst vraagt wat een mogelijk vervog op deze middag kan zijn, komt er een eensgezind antwoord. “Als architect van scholen wil ik graag weten waar kinderen nou precies behoefte aan hebben. Ik zou graag nog meer willen weten over de inhoud. Hoe denkt een kind? Wat heeft hij precies nodig op een basisschool? Waar komt hij vandaan? Waar gaat hij naartoe? Pas als je het antwoord weet op dit soort vragen, kun je goede gebouwen voor kinderen bouwen.” Van Velsen sluit zich aan bij deze opmerking. “Ik ben blij dat jullie zo denken. Het begint bij visie, de vorm volgt.

Kijk voor meer foto's op onze <link http: www.facebook.com media set>Facebook.